donderdag 13 oktober 2011

Heeft Occupy Wall Street een punt?

Ook de USA krijgen te maken met een "Amerikaanse Lente' in de vorm van de snel groeiende Occupy Wall Street (OWS) beweging. De demonstranten willen uiteenlopende zaken, maar een belangrijk gemeenschappelijk thema is toch wel dat 99% van de Amerikanen niet langer meer de hebzucht en corruptie van de  bovenlaag van 1% kunnen tolereren.
Wat de demonstranten bindt is blijkbaar een enorme aversie tegen het financiƫle en monetaire systeem en de daarbij behorende hebzucht. Zoals de burgers het ervaren is er crisis na crisis maar verandert er niets. De bovenlaag in de samenleving leeft ongestoord door, in grote rijkdom en de rest van de bevolking draait op voor de verliezen en ziet zijn leefsituatie alleen maar verslechteren.
Dat lijkt een al te simpele boodschap maar hij wordt door velen, ook in Europa als werkelijkheid ervaren. Kijk maar naar de toenemende protesten door Griekse, Spaanse, Ierse, Engelse en Italiaanse burgers,

Een werkelijkheid die bovendien op feiten steunt. Ik kan u een artikel in  de Washington Post daarover aanraden. De volgende grafiek laat de ontwikkelingen in inkomensverdeling goed zien.
Er is in de USA sprake van een toenemende inkomensongelijkheid. In 1975 verdiende de top 0.1 procent nog 2.6% van het totale nationale inkomen, in 2008 was dat 10%. De top 1% nam meer dan 20% mee naar huis. Dat is de groep die de OWS demonstranten op de korrel nemen. Maar de grafiek laat ook zien dat de rijkste 10% van de bevolking bijna hetzelfde bedrag verdienden als de rest van land in totaal. Voor de goede orde, die percentages liggen in andere landen als Engeland, Frankrijk en Japan beduidend lager. Qua inkomensongelijkheid valt Amerika in dezelfde categorie als de ontwikkelingslanden als Kameroen, Iran, Cambodja en Uganda. Nu niet bepaald een eervolle plek.

Vanuit het perspectief van corporate governance is het interessant dat deze stijging vooral komt door de inkomens van bestuurders managers in ondernemingen, zoals een studie van Bakija, Cole en Heim laat zien.
Je zou kunnen zeggen dat topbestuurders een inkomen verdien dat hun belangen meer in lijn brengen met dat van de aandeelhouders. Dat is een bekende regel uit de literatuur van corporate governance. De vraag is dan wel waarom deze enorme stijging te verklaren is? De vraag is ook waarom de gemiddelde medewerker er vanaf 1964 tot en met nu alleen maar op achteruit is gegaan?
De vraag is ook waarom het inkomen van bestuurders sterker is gestegen dan de winsten van de ondernemingen waarvoor zij werken?
Frydman en Jenter wijzen er in een recente studie op dat de vermoedelijke oorzaak voor de stijging van de topinkomens van bestuurders zowel de macht van managers zelf als de concurrentie in de markt is maar dat er nog veel vragen zijn.

Diezelfde vragen stellen steeds meer Amerikanen en ook andere burgers in Europa. Ook in ons land vragen steeds meer mensen zich af waar het heen moet in onze samenleving.
Het "grote graaien' van topmanagers is iets dat steeds minder wordt geaccepteerd. Niet alleen van de bestuurders in de financiƫle wereld banken maar ook van die van andere grote ondernemingen.

De vraag "Wanneer is is het genoeg?", wordt steeds moeilijker te beantwoorden.
Hoe je er ook over denkt en welke politiek kleur je ook hebt, dit fenomeen verstoort de sociale cohesie.
In tijden van recessie gaat dat steeds zwaarder wegen.
Je kunt nu eenmaal geen offers blijven vragen van 99% van de bevolking als die ene procent nergens last van heeft, in extravagante luxe leeft en weinig bijdraagt aan de collectieve lasten.

Zo bezien voorspel ik een snelle groei van de Internationale Occupy-beweging.
Tot nu toe nog vriendelijk, zoals onderstaande foto laat zien. Maar de vraag is hoe lang nog?



  



Geen opmerkingen:

Een reactie posten