Wie het voorwoord leest ziet al dat de OECD teleurgesteld is in het optreden van deze groep aandeelhouders. De verwachting was dat deze groep beleggers met veel kennis en de middelen om actief op te treden als aandeelhouder, de machtsbalans tussen bestuur en aandeelhouders ten goede zou keren.
Volgens de OECD: "They have not always behaved as desired."
De argumentatie hiervoor is volgens de OECD in de samenvatting kort als volgt:
- door de grote spreiding in beleggingen is er geen stimulans om actief op te treden als aandeelhouder;
- zakelijke beleggers investeren vaker in indices dan in ondernemingen zelf;
- veel buitenlandse beleggers stemmen niet, omdat dit vaak erg lastig voor hen is;
- zakelijke beleggers gaan voor de korte termijn en hebben geen interesse in de gang van zaken.
Ook biedt het OECD-document weinig concrete argumentatie waarom er nu sprake moet zijn van een fiduciaire plicht. Wat mij betreft een opvallend manco in het document.
Wel wordt verwezen naar een toenemend aantal gedragscodes voor zakelijke beleggers waarin die fiduciaire plicht als uitgangspunt wordt genomen. Ook hier ontbreekt een goede onderbouwing, behalve anderen dat ook zeggen.
Ook vindt men dat zakelijke beleggers geen goed gebruik maken van hun aandeelhoudersrechten. Volgens de OECD is de verklaring hiervoor de financiële crisis en het Walker Report uit 2009. Allebei nogal een zwakke onderbouwing.
Echt empirisch onderzoek komt in dit rapport nauwelijks aan de orde, de lijst van referenties in het rapport is angstwekkend kort.
Wat moet je er dan van vinden?
Als afstudeerscriptie zou ik het hele verhaal als onvoldoende kwalificeren. Te veel subjectieve meningen, weinig objectieve onderbouwing, geen empirisch onderzoek.
Als rapport van een gezaghebbende instelling als de OECD mag de lat wel iets hoger worden gelegd, dacht ik zo. Als je blijft redeneren vanuit de gedachte dat aandeelhouders veel meer gebruik moeten maken van hun stemrecht dan deugt er heel veel niet als je dat meet aan de opkomst op de aandeelhoudersvergadering.
Als je denkt dat aandeelhouders meer betrokken zijn als ze hun aandelen langer vasthouden leef je nog in het tijdperk van de sprookjes van Grimm.
Als je denkt dat het landschap van corporate governance en de houding van zakelijke beleggers kunt beschrijven en typeren aan de hand van een korte analyse van Australië, Chili en Duitsland kun je net zo goed naar de Efteling gaan.
Naar mijn bescheiden mening is de realiteit dat tegenwoordig aandeelhouder stemmen met de voeten of ze komen alleen massaal op een aandeelhoudersvergadering als het er echt om spant (bijv. bij een overnamebod).
Voor de rest zijn ze zo betrokken als ze willen, want als aandeelhouder leveren ze risicodragend vermogen. Hoe ze daarmee omgaan is weliswaar een belangrijke factor in het systeem van corporate governance, maar dat wil nog niet zeggen dat we ze dan ook vanuit het vakgebied corporate governance tot een bepaalde opstelling zouden kunnen verplichten.
Want dat probeert men vaak wel vanuit de gedachte dat zakelijke beleggers een fiduciaire plicht hebben t.o.v. degenen die hun het geld hebben verschaft.
Wat mij betreft is de enige plicht van mijn pensioenfonds een goed rendement. Of ze dan op elke aandeelhoudersvergadering aanwezig zijn zal me echt een zorg zijn. Hoe lang ze aandelen in een bepaalde onderneming aanhouden vind ik ook beslist niet interessant. Laat staan hoe ze gestemd hebben in de aandeelhoudersvergadering.
Mijn enige vraag is of mijn ingelegde pensioengeld rendeert en niet of mijn pensioenfonds een betrokken aandeelhouders was.
Uiteindelijk gaat het toch om het resultaat?
Tenslotte nog dit, als het gaat om het handelen van zakelijke beleggers zoals pensioenfondsen, ben ik veel meer geïnteresseerd hoe de governance structuur van deze instellingen is geregeld. Wie de nieuwe wettelijke regelingen in Nederland daarover leest, mag daarover best bezorgd zijn.
Daarover later meer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten