In een grondige en lange uitspraak van 21 pagina's concludeert de Raad verder dat aandeelhouders, de houders van achtergestelde obligaties en de houders van participatiecertificaten terecht zijn onteigend. De Raad oordeelt :
. . ."dat de minister zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de stabiliteit van het financiële stelsel ernstig en onmiddellijk in gevaar was door de situatie waarin SNS Reaal en SNS Bank zich bevonden en de minister derhalve bevoegd was om met het oog op de stabiliteit van dat stelsel te besluiten tot onteigening van vermogensbestanddelen van SNS Reaal en SNS Bank en onteigening van door of met medewerking van die ondernemingen uitgegeven effecten."
Dat geldt evenzeer voor achtergestelde onderhandse leningen zoals die van de FNV.
De houders van de onderhandse leningen waren van mening dat de minister ten onrechte deze schulden heeft onteigend. Daartoe hebben zij in dit verband aangevoerd dat onder vermogensbestanddelen uitsluitend activa vallen. Daarbij heeft de FNV aangevoerd dat de achterstelling in de overeenkomst tussen SNS Reaal en FNV slechts opgenomen is met als doel dat SNS Reaal met het oog op haar solvabiliteit de nog niet afgeloste termijnen tot haar garantievermogen kon rekenen.
De Raad is echter van mening dat Artikel 6:2 van de Wft bepaalt dat onteigend kunnen worden ‘vermogensbestanddelen van de betrokken onderneming’ en ‘door of met medewerking van die onderneming uitgegeven effecten’. Uit de memorie van toelichting bij deze bepaling (Kamerstukken II 2011/2012, 33 059, nr. 3, blz. 68) blijkt dat onder vermogensbestanddelen zowel passiva als activa moeten worden verstaan. Voor wat betreft de claim van de FNV:
". . . wordt overwogen, dat daargelaten hetgeen is aangevoerd over de bedoeling van de in de overeenkomst met SNS REAAL opgenomen achterstelling, de minister bij de uitwerking van de onteigening mocht uitgaan van de bewoordingen van de overeenkomst. Gegeven de niet onredelijk geachte keuze van de minister om binnen een bepaalde categorie geen onderscheid tussen bepaalde partijen te maken, is de minister niet ten onrechte overgegaan tot onteigening van de onderhandse lening tussen SNS REAAL en de FNV. Het betoog van de FNV faalt derhalve ook."Opmerkelijk is ook dat de Raad van mening is dat de minister ten onrechte mogelijke claims door houders van effecten vanwege een mogelijk onrechtmatige daad van van SNS Reaal of SNS Bank heeft onteigend.
Volgens de minister is het niet aanvaardbaar dat beleggers langs die weg alsnog een deel van hun verliezen zouden kunnen compenseren, nu dit bij een faillissement van SNS Reaal en SNS Bank waarschijnlijk ook niet mogelijk zou zijn geweest.
De Raad oordeelt daarover:
"Door evenbedoelde verplichtingen en aansprakelijkheden toch te onteigenen, heeft de minister niet in overeenstemming gehandeld met de door hem gemaakte keuze om concurrente vorderingen in beginsel buiten de onteigening te houden. Met de onteigening van voormelde verplichtingen en aansprakelijkheden maakt de minister bovendien binnen de concurrente vorderingen een onderscheid tussen de vorderingen van de onteigende aandeel- en obligatiehouders en die van anderen, hetgeen evenmin in overeenstemming is met zijn keuze om binnen een bepaalde categorie geen onderscheid tussen verschillende partijen te maken. Dat dit volgens de minister noodzakelijk is om te voorkomen dat de onteigende aandeel- en obligatiehouders hun koersverlies en beleggersrisico alsnog zouden kunnen afwentelen op de Staat of SNS Reaal, noopt niet tot een ander oordeel. Een vordering uit hoofde van verplichtingen en aansprakelijkheden, onder meer uit onrechtmatige daad, heeft een wezenlijk ander karakter dan een aanspraak op schadeloosstelling wegens onteigening van effecten.Deze uitspraak betekent dat aandeel- en obligatiehouders naar de Ondernemingskamer kunnen om een onderzoek naar wanbeleid te vragen. Dijsselbloem onteigende de claims om als enig aandeelhouder van SNS Reaal niet te hoeven opdraaien voor latere schadevergoedingen.
Het vonnis sluit aan bij de verwachting die ik al in eerder weblog weergaf.
Kortom een uitspraak waar weinig op valt af te dingen.
Dat kan ook niet, want tegen de uitspraak is geen beroep mogelijk.
Nu is de minister weer aan zet, want deze zal binnen zeven dagen een aanbod tot schadeloosstelling moeten doen aan gedupeerde beleggers.
Die zal niet hoog uitvallen, want minister Dijsselbloem heeft al laten weten dat dat het aangeboden bedrag nihil zal zijn.
Daarna zal de Ondernemingskamer binnen vier weken de uiteindelijke schadeloosstelling moeten vaststellen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten