donderdag 6 februari 2014

Wetsvoorstel bestuur en toezicht stichtingen en verenigingen

Op 5 februari heeft minister Opstelten het eerder aangekondigde wetsvoorstel ter verbetering van de kwaliteit van bestuur en toezicht bij verenigingen en stichtingen ingediend.
Ik schreef in een eerder weblog in 2013 al over dit voornemen.
Het wetsvoorstel en de memorie van toelichting is ter advies naar verschillende instanties gestuurd en is dus nog niet voor behandeling naar de Tweede Kamer gestuurd.

Het wetsvoorstel is gelijk aan datgene dat ik eerder besprak. De regels die voor NV's en BV's bevat voor de taak van bestuurders en toezichthouders gaan nu ook gelden voor bestuurders en toezichthouders van verenigingen en stichtingen. Dat betekent dat het voor deze rechtspersonen wettelijk mogelijk wordt (maar niet verplicht) om een raad van toezicht in te stellen.
Tevens worden de regels gelijkgetrokken voor aansprakelijkheid van bestuurders en toezichthouders die hun werk niet naar behoren doen, ook in geval van faillissement. Daarbij wordt voor verenigingen en stichtingen op dezelfde wijze als voor NV’s en BV’s geregeld dat bestuurders en toezichthouders niet mogen meebeslissen over een besluit waarbij zij een tegenstrijdig belang hebben.
Zoals aangekondigd gaat de minister de gronden verruimen voor ontslag van bestuurders en toezichthouders bij een stichting. De wet bepaalde dat een bestuurder kan worden ontslagen indien hij iets doet of nalaat in strijd met de wet of de statuten of zich schuldig maakt aan wanbeheer. Volgens de minister wordt in de jurisprudentie aan deze ontslaggronden een zodanig beperkte uitleg gegeven dat ontslag slechts aan de orde kan zijn in geval redelijkerwijs geen twijfel kon bestaan over de onrechtmatigheid van het handelen of wanneer sprake is van financieel wanbeheer.
De minister wil nu dat een stichtingsbestuurder die het belang van de stichting en de met haar verbonden organisatie zodanig schaadt of heeft geschaad dat het voortduren van zijn bestuurderschap in redelijkheid niet kan worden geduld op verzoek van een belanghebbende of het openbaar ministerie kan worden ontslagen. Indien er een toezichthoudend orgaan is kunnen de leden daarvan ook ontslagen worden indien zij het belang van de stichting en de met haar verbonden organisatie zodanig schaden of hebben geschaad dat het voortduren van hun lidmaatschap van het toezichthoudend orgaan in redelijkheid in redelijkheid niet kan worden geduld.
Wie de belanghebbenden zijn die ontslag mogen aanvragen wordt ook in deze wet geregeld. Dat wordt beoordeeld aan een norm, geformuleerd door de Hoge Raad, bekend als de twee kringenleer (zie pag. 33 van de memorie van toelichting). Daarin staat:
"De twee kringenleer veronderstelt dat er twee categorieën van belanghebbenden bestaan, namelijk (i) degenen die bij de uitkomst van de procedure een eigen belang hebben, en dat moeten stellen en bewijzen en (ii) degenen die op een andere wijze zo nauw zijn betrokken bij het onderwerp van de procedure dat zij op grond van die betrokkenheid een belang hebben om in de procedure te verschijnen."
 Conclusie

Het is afwachten hoe men op dit voorstel gaat reageren. Ik blijf bij mijn eerdere mening dat dit voorstel niet echt tot een versterking van de kwaliteit van bestuur en toezicht zal leiden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten