woensdag 31 januari 2018

Wijziging Wet op de Ondernemingsraden

Er moet jaarlijks een gesprek worden gevoerd tussen het bestuur en/of raad van commissarissen (RvC) van een grote onderneming (minimaal 100 werknemers) en de Ondernemingsraad (OR) over de ontwikkeling van de beloningsverhoudingen, inclusief die van het bestuur.
Dat staat te lezen in een wetsvoorstel (dossier nr. 34494) dat op 23 januari jl. door de Tweede Kamer met 91 stemmen voor en 59 stemmen tegen is aangenomen. VVD, CDA, ChristenUnie en Forum voor Democratie stemden tegen.

Dit wetsvoorstel is bedacht door toenmalig minister Lodewijk Asscher van Sociale Zaken.
Hij ergerde zich vijf jaar geleden aan een onderzoek van de Volkskrant waaruit bleek dat de salarissen aan de top van het bedrijfsleven vanaf 2012 weer een stijgende lijn te zien gaven. Als gevolg van de crisis nam de werkeloosheid echter snel toe en wie zijn baan kon behouden moet meestal genoegen nemen met de nullijn.
Asscher vond dat er "iets scheef" zat en kondigde maatregelen aan.

Lange weg
Pas jaren later kwam er in juni 2016 een wetsvoorstel. Waarom dat zo lang moest duren is het geheim van de Haagse politiek.
Het ligt niet aan de complexiteit van de wetswijziging want die betreft slechts een enkele zijn:
"Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt na de eerste zin ingevoegd: In ondernemingen waarin in de regel ten minste 100 personen werkzaam zijn, worden ten minste eenmaal per jaar in de overlegvergadering in ieder geval besproken de hoogte en de inhoud van de in artikel 31d, eerste en tweede lid, bedoelde arbeidsvoorwaardelijke regelingen en afspraken, en de ontwikkeling van de beloningsverhoudingen ten opzichte van het voorgaande jaar per verschillende groep van de in de onderneming werkzame personen."
Om er vijf jaar over te doen om een zinnetje toe te voegen aan een bestaande wettekst geeft in ieder geval aan dat er lang over is nagedacht.
Dan moet het wel goed zijn, zou je dan denken
Daar denkt de Raad van State duidelijk anders over.

Advies
 In haar advies vraagt de Raad zich af wat de voorgestelde maatregelen nu eigenlijk voor toegevoegde waarde hebben.
Directies zijn namelijk nu al verplicht de OR jaarlijks schriftelijk te informeren over de afspraken en regelingen op het gebied van de arbeidsvoorwaarden in het bedrijf, inclusief het beloningsbeleid.
De bestaande artikelen, in samenhang gelezen brengen mee dat de huidige wet reeds voorschrijft dat deze informatie in de overlegvergadering wordt besproken.
De vraag is dan ook waarom de bestaande bepalingen onvoldoende waarborg vormen de arbeidsvoorwaarden te bespreken?

De toelichting op het wetsvoorstel geeft aan dat het er op gericht is de terughoudendheid van de OR om de beloningsregelingen aan de orde te stellen weg te nemen. Volgens deze toelichting vormt de hiƫrarchische verhouding tussen bestuur en werknemers een mogelijke belemmering om onevenredige beloningsverschillen aan de orde te stellen.
Nogal ironisch merkt de Raad op dat het wetsvoorstel aan de hiƫrarchische verhoudingen weinig zal veranderen:
"In het licht hiervan wordt uit de toelichting onvoldoende duidelijk in hoeverre het voorstel effectief zal zijn en daadwerkelijk zal bijdragen aan het vermijden van onevenredige beloningsverhoudingen in ondernemingen."
Ook heeft de Raad twijfels over de aard en omvang van het probleem waarvoor het wetsvoorstel een oplossing wil bieden:
"Uit de toelichting blijkt niet wat onder onevenwichtige en onevenredige beloningsverschillen wordt verstaan. De toelichting gaat eveneens voorbij aan de vraag op welke wijze en in welke mate in de praktijk arbeidsverhoudingen daadwerkelijk worden geschaad door beloningsverschillen." 
De Raad adviseert de minister om van het voorstel af te zien.

De minister
Minister Koolmees volgt het advies van de Raad van State niet op en legt dat naast zich neer. Overigens een steeds meer gebruikelijke handelwijze in de politiek om adviezen van de Raad naast zich neer te leggen.

Volgens Koolmees krijgt de OR “een extra zetje in de rug” om deze punten ook daadwerkelijk te bespreken met het bestuur en/of de RvC.
Opmerkelijk daarbij is dat de minister in het debat toegeeft dat niet de OR maar uiteindelijk de aandeelhouders over de beloning van de top gaan en die zitten niet aan tafel bij het overleg tussen directie en OR.
Wie de beraadslagingen heeft gevolgd kon zien dat pogingen van de fracties van SP, PvdA en GroenLinks om de bevoegdheden van de OR uit te breiden tot een formeel adviesrecht of zelfs instemmingsrecht door het Kabinet en een meerderheid van de Tweede Kamer van de hand werd gewezen.
Hier breekt gelukkig het gezonde verstand weer even door, want dat was een bevoegdheid geweest die de verhoudingen in de governancestructuur m.b.t. het beloningsbeleid volledig scheef hadden getrokken.

Conclusie
Het is al met al weer een fraai voorbeeld van placebo- of symboolwetgeving want het lost niets op en dient eigenlijk nergens voor.
Ik heb me in eerdere weblogs al druk gemaakt over dit wetsvoorstel maar had toch wel de hoop dat de Tweede Kamer aandacht zou hebben voor het advies van de Raad van State en hier in de discussie rekening mee zou houden. Helaas, na een lange procedure en veel wollige discussie heeft de politiek weer een verkeerde oplossing bedacht voor een niet bestaand probleem.

Hopelijk is de Eerste Kamer wel bereid deze maatregel grondig te bekijken en af te wijzen.
Anders is er na vijf jaar door ons Parlement weer een wetgevend gedrocht gebaard, dat alleen maar leidt tot lange vergaderingen zonder resultaat.